Om een huis met een warmtepomp te kunnen verwarmen moet het voldoen aan een aantal voorwaarden.

Je huis moet voorzien zijn van goede isolatie

Anders dan een cv-ketel kan een warmtepomp alleen op lage temperatuur stoken. Dat kan alleen in huizen die goed tot zeer goed geïsoleerd zijn.

Huizen gebouwd vanaf 1992 zijn in het algemeen goed geïsoleerd. Vanaf 2000 wordt de isolatiestandaard veel beter. Deze huizen zijn goed genoeg geïsoleerd om met een volledige warmtepomp te kunnen verwarmen. Check wel nog of er overal HR++ glas aanwezig is, en plaats dat, indien nodig, voordat je de warmtepomp laat installeren.

Huizen van voor 1992 moeten goed en volledig nageïsoleerd zijn voordat er een warmtepomp geïnstalleerd kan worden.

De verwarming moet geschikt zijn

Ook vanwege de lagere stooktemperaturen moeten de radiatoren groot genoeg zijn om het huis nog goed warm te krijgen. Opties voor lage temperatuur verwarming zijn vloer- en wandverwarming en speciale lage temperatuur radiatoren. In een na-geïsoleerd huis zijn de bestaande radiatoren vaak geschikt of met kleine aanpassingen geschikt te maken omdat er nu door de isolatie veel minder warmte nodig is.

Ga dus eerst onderzoeken of het huidige verwarmingssysteem voldoende is om een warmtepomp te installeren. Anders moeten eerst de nodige aanpassingen gedaan worden.

De ventilatie moet goed geregeld zijn

In een goed geïsoleerd huis is goede ventilatie heel belangrijk. In een huis met lage temperatuur verwarming is het heel belangrijk om ook het comfort in het oog te houden. Ventilatieroosters kunnen in combinatie met vloerverwarming of lage temperatuur radiatoren als oncomfortabel ervaren worden. Misschien is dan een ventilatiesysteem met warmteterugwinning een goede oplossing. Een warmtepomp kan zijn warmte uit verschillende bronnen halen.

Buitenlucht als warmtebron:

De eenvoudigste en goedkoopste variant is buitenlucht als warmtebron te gebruiken. Hierbij wordt een buitenunit geplaatst die met een ventilator en een warmtewisselaar de warmte uit de lucht kan halen.

Waar zet je de buitenunit bijvoorbeeld neer?

•  Aan de zijkant van je huis.
• Bij of achter een schuurtje of in een buitenkast (dan kun je hem ook uit het zicht zetten).
• Op het dak van een aanbouw (als het dak niet gevoelig is voor trillingen).
• Niet te dicht bij de buren.
• Niet bij een slaapkamerraam dat vaak open staat.
• Niet op het dak boven de woon- of slaapkamer.

Houdt de afstand tussen buiten-unit en de warmtepomp binnen op maximaal 15 meter. Grotere afstanden zijn wel mogelijk maar het wordt dan aanzienlijk duurder.

Bodemwarmte als warmte bron:

Een warmtepomp met bodembron heeft een hoger rendement, maar is duurder in aanleg en er is hiervoor voldoende grondoppervlakte nodig om de boringen aan te kunnen leggen.Maar een bodemwarmtepomp heeft ook een aantal voordelen:

Lagere stookkosten door de hogere efficiëntie.

• Een bodembron is onder de grond weggewerkt en er is geen buitenunit die geluid kan maken.
• Met een bodembron kan in de zomer het huis gekoeld worden.
• Een bodembron gaan lang mee, als de warmtepomp aan vervanging toe is kan de bron gewoon verder gebruikt worden.

Warmtepomp en geluid

Een warmtepomp op buitenlucht heeft een buiten-unit, die lijkt op een airco. De ventilator van deze buitenunit maakt geluid als de warmtepomp draait. Dat is vooral in de herfst, winter en het vroege voorjaar, als je de ramen dicht hebt en geluiden van buiten dus minder hoort. Maar een volledige warmtepomp kan ook ’s nachts aangaan en werkt ook in de zomer voor warm water. Zet de buitenunit daarom op een plek waar jij en de buren er weinig last van hebben. Er zijn geluiddempende kasten te koop.

Vraag de installateur bij het plaatsen van de warmtepomp extra aandacht te besteden aan het trillingvrij opstellen van de binnen- en buitenunit. Trillingen kunnen anders door de constructie van het huis overgedragen worden en zo alsnog voor geluidsoverlast zorgen. Er zijn speciale dempers te koop om de overlast te voorkomen.